Lucifer en Ahriman - geheugen en schrift
Uit GA 170 "Kosmische und menschliche Geschichte" blz. 198 e.v. [ ... ] "Op deze plaats moet ik U terug opmerkzaam maken op iets dat ik al vaker gezegd heb, maar dat men in de grond niet dikwijls genoeg kan herhalen omdat het zeer, zeer belangrijk is. Tijdens ons aardeleven verwerven wij geheugen en gewoontes. Laten we eerst het geheugen eens bekijken. Dat schijnt een natuurlijke verworvenheid van ons aards bestaan te zijn. U weet dat de mens, hoe zwak zijn geheugen ook is, altijd de kracht, het vermogen heeft om zich iets te herinneren. Stelt U zich eens voor dat er voor de ontwikkeling van ons geheugen niets anders zou gebeuren dan hetgeen zo vanzelf gebeurt doordat wij nu eenmaal een fysiek aards lichaam hebben dat opgebouwd is uit mineralen. Het geheugen zou zich heel anders ontwikkelen dan dat het nu gebeurt. Want U weet dat wij voor de ontwikkeling van ons geheugen veel meer doen, of beter gezegd: er wordt iets met ons gedaan om ons geheugen te ontwikkelen. Wij leren van buiten. Vanaf een bepaald moment in onze jeugd doet men ons van buiten leren. En er is een verschil of wij iets vanzelf kunnen onthouden, of dat wij het actief van buiten leren. Als wij een gedicht vaak genoeg lezen, of als men het ons vaak genoeg voorleest, dan zullen we dat na verloop van tijd onthouden. Maar in de moderne opvoeding vindt men dat niet voldoende, men verplicht ons om het gedicht van buiten te leren. We worden zelfs gestraft als we het niet doen als het ons opgelegd wordt. Zo is het dus nu op de tegenwoordige ontwikkelingstrap van de mensheid. Ik smeek U om mij nu alstublieft niet verkeerd te verstaan ! Dat er nu toch niemand gaat vertellen dat ik vandaag een donderpreek tegen het van-buiten-leren heb gehouden en gezegd heb dat dit moet afgeschaft worden. Dat zeg ik niet ! Het is in onze tijd nu eenmaal zo dat sommige dingen gememoriseerd moeten worden, omdat onze ontwikkelingscyclus een bepaalde manier van geheugenvorming vereist.
Maar wat gebeurt er dan met onze ziel wanneer we door van-buiten te leren het vanzelf-onthouden ter hulp komen ? In dat geval wordt Lucifer aangeroepen. Het is werkelijk de luciferische kracht die aangeroepen wordt als men op die manier het natuurlijke geheugen een handje toesteekt. Ik leg er nogmaals de nadruk op: zegt U alstublieft niet: "Oh, Lucifer, daar moeten we voor oppassen ! Het is maar best om al het van buiten leren voor onze kinderen af te schaffen !" Bekijken we dit specifiek geval: waarom moet er dan een luciferische kracht op deze manier voor het geheugen aangeroepen worden ? In vroeger tijden, maar helemaal niet zo lang geleden, had het geheugen een kracht waar de mens zich nu niet meer van bewust is. Wij hebben relatief veel tijd nodig om ons een groot dichtwerk in te prenten. De oude Grieken konden dat vlugger. Een groot aantal van de oude Grieken kende de Homerische zangen van begin tot einde. Maar ze leerden dat niet van buiten zoals wij dat heden ten dage doen. De geheugenkracht was toen immers anders gevormd. Wat gebeurde er eigenlijk toentertijd in de vierde na-atlantische cultuurperiode ? Er vond in zekere zin een herhaling plaats van iets dat in nog veel sterkere mate in het atlantische tijdperk zelf gebeurd is en waarover ik het reeds gehad heb in de teksten over de atlantische ontwikkeling. Een kracht die we uit de Maan-toestand overgehouden hadden en die imaginatieve ervaringen uit het droombewustzijn kon navolgen ging over in het innerlijke. Daardoor ontwikkelde zich bij de atlantische mens het geheugen als een eerste oplichten van wat uit de wereld op hem toekwam. En gedurende de atlantische tijd moest de mens zich werkelijk niet erg inspannen om zijn geheugen te ontwikkelen, want het was alsof er een kracht in zijn innerlijk stroomde die vroeger diende voor het omgaan met de uiterlijke wereld. En dit herhaalde zich in de vierde na-atlantische cultuurperiode. In het innerlijke geschiedde een herhaling van wat zich vroeger, zonder dat de mens er iets voor deed, afspeelde in wisselverkeer met de wereld. Met zijn intrede in de vijfde na-atlantische cultuurperiode moet de mens zich altijd meer en meer inspannen om geheugenkracht te verwerven. Opdat die zou kunnen bijdragen tot zijn individualisering en tot zijn vrijheid moet hij zich nu eigen maken wat hem vroeger vanzelf toeviel. Altijd als er later iets moet verworven worden wat eigenlijk uit een vroeger vermogen komt, als dus het geheugen ter hulp wordt gekomen met krachten die vroeger terecht waren, dan hebben we te maken met een luciferische werking. Doordat wij kunstmatig in onze tijd invoeren wat natuurlijk was tijdens de Griekentijd, -het vanzelfsprekende onthouden- daardoor wordt het tot iets luciferisch. Als U zich dit luciferische eens voor de geest brengt, dan wordt U gewaar welke rol Lucifer in de mensheidsontwikkeling heeft. U moet het gewaarworden als de zaken aldus geschilderd worden. In de Grieks-Latijnse tijd waren er hem nog enigszins grenzen gegeven. Hij had er nog zijn plaats. Nu is hij niet meer op dezelfde manier op zijn plaats. Nu moet de mens om zijn geheugen te ontwikkelen een verbond met hem aangaan. De mens moet door eigenwerkzaamheid bereiken wat zonder zijn toedoen met hem gebeurde nog tijdens de Grieks-Latijnse tijd. Maar daardoor wordt dat wat met hem geschiedde tijdens de Grieks-Latijnse tijd een luciferische daad. Op het ogenblik nu dat er een luciferische werkzaamheid optreedt, komt ook de andere zijde van de weegschaal enigszins in beweging: de ahrimanische. En terwijl wij aan de ene kant van buiten leren, dus Lucifer aanroepen voor het geheugenwerk, heeft de mensheid altijd meer en meer de andere, ahrimanische steun voor het geheugen ontwikkeld, het opschrijven. Want ik heb het reeds meermalen aangeduid: de mens in de Middeleeuwen ervoer terecht de boekdrukkunst als een "zwarte kunst". Het van buitenaf helpen van het geheugen is inderdaad iets ahrimanisch. Eens te meer zeg ik niét dat het juist is om voor al het ahrimanische op de loop te gaan, hoewel op dit gebied bijzonder in onze kringen teveel gedaan wordt bij het aanroepen van Ahriman. Men bemint hem juist te zeer ! Maar dat is nu eenmaal de opdracht van de mensen dat hij een evenwicht zoekt, dat hij niet gelooft dat hij zo zonder meer Lucifer en Ahriman zou kunnen ontlopen ! Het is integendeel zijn opdracht om koen en moedig en krachtvol onder ogen te zien dat deze beide wezens nodig zijn voor de wereldontwikkeling en dat hij bij zijn eigen ontwikkeling de krachten die van Lucifer en Ahriman komen mag aanwenden voor eigen gebruik, maar dat hij wel op de meest verschillende gebieden het evenwicht tussen Lucifer en Ahriman moet tot stand brengen. Ze moeten in evenwicht zijn, Lucifer en Ahriman, en wij moeten onze werkzaamheid zo inrichten dat ze in evenwicht blijven. Daarom ook moesten gedurende de aarde-ontwikkeling het luciferische en het ahrimanische element ingrijpen. En uit onze laatste beschouwingen weten we dat we als betekenisvol symbool voor het ingrijpen van het luciferisch element moeten bekijken wat daar staat in het begin van het Oud-Testament, waar luciferische krachten ingrijpen in de aarde-ontwikkeling langs de vrouw om, en waar langs de vrouw om de man verleid wordt. In dit symbool wordt het ingrijpen van het luciferische element, dat we in de lemurische tijd moeten plaatsen, uitgebeeld in de Bijbel. Dan volgde daarop tijdens de atlantische tijd het ingrijpen van het ahrimanische element in de ontwikkeling van de aarde. En zoals het menselijk inzicht de vierde na-atlantische periode nodig had om tot een begrip van het bijbels Lucifer-symbool te komen, zo was de vijfde na-atlantische periode nodig om in zekere zin het tegensymbool voor de mensenziel te laten verschijnen. De Faust-figuur heeft Ahriman aan haar zijde, zoals Eva Lucifer; zoals Lucifer rechtstreeks voor de vrouw komt te staan, zo Ahriman voor de man, Faust. En zoals de man, Adam langs Eva om verleid wordt, zo wordt de vrouw, Gretchen, langs de man om, langs Faust om, belogen. Want aan de basis van de verleiding van Gretchen ligt het belogen-worden, omdat Ahriman in het spel is die we, tegenover de Geest der verleiding Lucifer, de Geest der leugen kunnen noemen. Dat is één van de benamingen die we kunnen gebruiken: Lucifer de verleider, Ahriman de leugenaar.
Er is veel in de wereld dat louter en alleen bestaat om de mens te beschermen tegen de luciferische verleiding. Regels, aanwijzingen, morele impulsen die beschreven werden, zijn er om de mens te behoeden voor de luciferische verleiding, voorzieningen binnen de mensheidsontwikkeling enzovoort. Minder uitgewerkt kan men zeggen, is vandaag nog al waarmee de mens zich op de juiste manier kan wapenen tegen de ahrimanische val, tegen de val in de onwaarachtigheid.
Waarom is Ahriman eigenlijk toegelaten geworden tot de fysieke wereld ? Ik heb U in een van onze laatste beschouwingen aan de hand van een voorbeeld aangetoond: hij is sterk toegelaten geworden. U herinnert zich wel, er werd een voorval geënsceneerd* , dat zich vervolgens precies afspeelde zoals het afgesproken was: getuigen ervan waren niet gewone waarnemers, maar dertig studenten in de rechten en jonge juristen -dus mensen die zich voorbereiden om later menselijke handelingen te beoordelen. Zij waren dus toeschouwers van een voorval dat precies verliep zoals men dat op 't voorhand gepland had. Na het voorval werd aan deze dertig mensen gevraagd om weer te geven wat er eigenlijk gebeurd was: zesentwintig beschreven de gebeurtenis totaal verkeerd, slechts vier konden de waarheid weergeven, en dan nog maar gedeeltelijk. U ziet daaruit hoe het gesteld is met het tot stand brengen van de juiste relatie tussen de menselijke voorstelling en een uiterlijk fysiek feit. Dertig mensen kunnen daar zitten kijken naar een voorval dat zich afspeelt zoals het voorafgaandelijk werd afgesproken, en zesentwintig daarvan beschrijven het verkeerd ! Daar ziet U Ahriman in volle werkzaamheid ! Daar ziet U hoe hij aanwezig is ! Maar indien hij er niet ware, wat dan ? In een bepaald opzicht zouden we dan zeker lammetjes zijn, want we zouden de impuls voelen om nooit een andere voorstelling te vormen dan alleen van wat we als feit voor ons zien, en we zouden in ons spreken alleen maar laten passeren wat we als feit waargenomen hebben. Maar we zouden niet anders kunnen ! Van vrijheid zou geen sprake zijn ! We zouden het moeten doen, het zou niet anders kunnen zijn, en wij zouden nooit vrije wezens kunnen worden. Om als vrije wezens te waarheid te zeggen, moeten wij de mogelijkheid bezitten om te liegen, we moeten de kracht verwerven om eigenlijk ieder keer de Ahriman in ons te overwinnen. Hij moet er zijn, om te "prikkelen en te handelen" en om"als duivel te scheppen". Daar voelt U hoe hij er zijn moet, Ahriman, en hoe het verkeerde er slechts in bestaat dat men hem zonder meer volgt en hem niet beschouwt als diegene die "prikkelt en handelt en als duivel schept" en overwonnen moet worden. Het ontvluchten waar velen van spreken, die met zo'n lang gezicht zeggen: "Is dat daar niet iets ahrimanisch ? Daar mag ik niet mee omgaan !" -zoals in vele gevallen gemeend is, betekent niets anders als dat men zich op een gemakkelijke manier tot Lucifer wendt in onvrijheid. Terug naar de inhoudstafel I - L. Terug naar de inhoudstafel E - H. Terug naar de inhoudstafel R - U.
|