In de vorige Brug is om onbegrijpelijke redenen geen anekdote verschenen, we maken dat goed door er in dit nummer twee af te drukken. De eerste is van Gottfried Husemann, en stamt uit de tijd van het ontstaan van de Christengemeenschap (1921). Hij vertelt:
[ ... ] "Enkele theologiestudenten begaven zich naar Rudolf Steiner om de vraag te stellen: Deze vraag was ondertekend door vier theologiestudenten, die tegelijk lieten verstaan dat deze vraag bij nog een aantal jonge mensen leefde. Het zou van het antwoord op deze vraag afhangen of de ondergetekenden een levensopdracht op dit gebied zouden aannemen. Dr. Steiners antwoord was een volkomen en onvoorwaardelijk ja. Onze afgevaardigden waren Johannes Werner Klein en Gertrud Spörri; de beide anderen stonden gespannen te wachten voor de deur van het huis in de Landhausstrasse waar Dr. Steiner woonde. De eerste twee hoorden in vier punten het antwoord van Dr. Steiner. Het ging erom, zei hij toen reeds, om vrije parochies te vormen (bij de Duitse protestanten heet dat: Gemeinden-vert.). Er moest een nieuwe cultus gegeven worden, en die kón ook gegeven worden. In die beweging zou er een volledig nieuwe manier van preken moeten gevonden worden. Dan hield hij een lange en adembenemende pauze. Hij scheen zijn blik op de verre toekomst te richten. Hij wendde zich tot Gertrud Spörri: "Bent U de enige vrouw die zo'n nieuwe beweging nastreeft ?" Er was ook nog een tweede. En dan, alsof hij een oeroud verleden met een heel verre toekomst wou verbinden: " In de mensheidsontwikkeling is het nu zover gekomen dat vrouwen terug als priester moeten kunnen werken. In die nieuwe beweging van jullie moet het van in 't begin duidelijk zijn dat vrouwen volledig gelijkberechtigd naast mannelijke collega's hun werk doen." Dan kwamen de twee naar buiten. Onze vreugde kende geen grenzen, vooral omdat Dr. Steiner ook beloofd had om over enkele weken voor de grondleggers van de nieuwe beweging een cursus te houden ...
Deze cursus werd dan in Dornach gehouden voor ongeveer 130 tot 140 deelnemers. Husemann gaat verder:
[ ... ] "Oneindig vele vragen werden gesteld en altijd beantwoord, de ene keer lang en uitvoerig, de andere keer in enkele zinnen. Bijzonder interessant was Steiners antwoord op de vraag naar het vrouwelijk priesterschap. Hij zei dat de vrouw zelfs bijzonder geschikt was om in die nieuwe beweging mee te werken. "De vrouw heeft een speciaal vermogen zowel om fijnere theologische begrippen te vormen als om bepaalde cultus-handelingen beter uit te voeren." Dikwijls kwam het tot nogal drastische antwoorden. Zo verklaarde bvb. eens een jongeling die zichzelf al een hele man vond, dat hij de behoefte voelde om meer de Vader te vereren dan de Christus. "Ja" zei Dr. Steiner heel rustig en vriendelijk," als U die behoefte voelt ... maar christelijk is het niet."
Een andere keer werd de vraag gesteld naar de toekomst van de bestaande kerken. Rudolf Steiner verstond het niet. Het was voor hem dikwijls lastig om de onlogische gedachtensprongen van zijn medemensen direct te moeten begrijpen. In zulke gevallen legde hij zijn hand aan zijn oor en vroeg om de vraag te herhalen; hij verstond het terug niet, ging tenslotte naar de vraagsteller en vroeg het nog eens. Dan klonk het, met grote verbazing: "Ach zoo -die oo liet hij lang aanhouden- U bedoelt de toekomst van de gevestigde kerk. Nu dan moet ik U zeggen dat ik overtuigd ben dat, als U hier nu niet met iets nieuw begint, dat er dan over honderd jaar van een christelijke kerk hoegenaamd geen sprake meer zal zijn." Op zulke ogenblikken kon de verantwoordelijkheid voor hetgeen ons te doen stond tot in het onmetelijke groeien. [ ... ] Terug naar de anecdotes. Terug naar de inhoudstafel A - D.
|