Antroposofie is een gevaarlijke zaak

Eén van de vele personen die Rudolf Steiner van dichtbij gekend hebben was Adelheid Petersen. In 1914 en 1915 bevond zij zich in Dornach. Uit die tijd herinnert zij zich de volgende gebeurtenis:

[...] " Ik werd met een brief naar Rudolf Steiner gestuurd. Het ging over een droom waarin de briefschrijfster en haar nog geen twee jaar oude dochtertje een zwaar noodlot aangekondigd werd. Het noodlot kon alleen maar afgewend worden als het haar gelukte om "onder de regenboog" te komen. Zij vroeg naar een verklaring van deze onbegrijpelijke uitdrukking. Rudolf Steiner las de brief langzaam, met indringende opmerkzaamheid. "Ja", sprak hij eindelijk,"deze droom heeft realiteit". Hij wendde zich tot mij: "U kunt ook niet bedenken wat het betekent "onder de regenboog te komen"? Ik ontkende en hij ging verder: "Wel, dat betekent niets anders dan werkelijk met hart en ziel antroposoof worden ! Dat meen ik letterlijk. Antroposofie ernstig opnemen ! Het leven oefenen in de zin van de aanwijzingen zoals ze in mijn boek "Hoe verkrijgt men bewustzijn van hogere werelden" gegeven zijn ! Levensoefening moet antroposofie worden ! Reiniging van het ganse wezen, ontwikkeling van het volle mensdom."

Terwijl hij sprak schreef hij zijn notities aan de rand en op de lege ruimte van de brief. "Ziet U, met de ganse mens werkelijk antroposofie leven, dat is, occult volledig juist, "onder de regenboog komen". Voelt U hoe de loutering, de harmonisering van het innerlijk wezen daarin leeft ? Maar", zo ging hij voort,"dat zal ze niet doen ! Zoals het veruit de meesten niet doen ! Het is zo lastig, en, nietwaar, men kan er zo niet mee schitteren, met deze stille jaren-, tientallenjarenlange arbeid aan zichzelf !"
Er kwam een treurige, bijna bittere uitdrukking op zijn gelaat: "Ik zal U wat vertellen: indien ik mij een magiërmantel aandeed, en als oefeningen de gekste zaken van de mensen zou verlangen, - zo bvb. om middernacht ergens op een berg te lopen om daar een of andere debiliteit uit te voeren -, geloof mij, dat zouden ze allemaal doen ! Dan zouden ze mij nalopen ! Maar zich jarenlang inspannen om misschien maar één karakterfout, één enkele slechte gewoonte te overwinnen, te kunnen afleggen, nietwaar, dat is zo oninteressant ! De mensen geloven het gewoon niet dat zo één enkele verandering in het eigen wezen - als bvb. een ijdel mens zijn ijdelheid onder ogen ziet en er beschaamd over is-, dat zoiets iemand geestelijk veel verder brengt dan het aanhoren van honderd voordrachten en voor mijn part het van buiten kennen van alle voordrachtreeksen; dat dat veel meer betekent dan zelf voordrachten te geven ! In dit geval", hij wees op de brief," en in ontelbare andere gevallen, hebben we te maken met een intellectuele en esthetische nood aan geestelijk inzicht. Als dit echter niet verdiept wordt tot het leven, als uit dit geestelijk inzicht dat in het hoofd zit, geen levenspraxis wordt, dan kan dat bedenkelijk worden."

Rudolf Steiner had het bij het rechte eind in het geval van deze droom. Hieraan aanknopend, en in samenhang met zaken die zich voordeden in kringen van de leden, kwam het tot herhaalde vragen en gesprekken, waar Rudolf Steiner uitweidde over het antroposoof-willen-zijn: "Als iemand met te sterke zelfzin, met een te sterk zelfgevoel tot antroposofie komt, dan krijgt de betreffende zeer snel de sluier van luciferische illusies omgehangen. Want men wordt pas interessant voor de luciferische en ahrimanische machten als men met antroposofie begint."

Met zware nadruk: "Antroposofie is een gevaarlijke zaak ! Een zeer gevaarlijke zaak ! Want ze werkt onmiddelbaar op de mens, reeds dan, wanneer men ze alleen met het hoofd opgenomen heeft ! Dan komen echter de illusies - als niet het zelfgevoel onegoïstisch wordt gemaakt ! Dan komt de onwaarachtigheid, de ijdelheid, dan komt bij de luciferische, ook nog de ahrimanische verstrikking. Denkt U daarover na ! Wakker zijn ! Alert zijn !"

Terug naar de anecdotes.