Steinerpedagogie

Indien een school de methodes en gebruiken overneemt die in een Steinerschool gangbaar zijn, wordt ze daardoor ook een Steinerschool ? Oppervlakkig gezien misschien wel, maar het wezenlijke van een Steinerschool ligt hem niet in de eerste plaats aan methodes. Pedagogische technieken alleen schieten tekort als men opvoedkunde tot opvoedkunst wil maken. Voor het fijnere pedagogische werk is antroposofie onontbeerlijk. Rudolf Steiner sprak daarover voor de leerkrachten (uit het gewone onderwijs) van Bazel en omgeving, op 29 april 1920):

[...]"En dit brengt mij op een bijzonder interessante vraag die mij gesteld werd, die volledig samenhangt met wat ik zojuist uitgelegd heb. Het meisje van twaalf jaar en half waar het over ging had een twee voor gedrag. Bij de bespreking van een opstel vertelde ze: ook in mijn vorige school had ik altijd een goed rapport, maar altijd een twee voor gedrag. Toen kregen we een leraar die ik zeer graag had en bij hem had ik nooit een twee. Later kreeg ik les van zijn zoon, en terug liep het verkeerd met mij, tot op nu, in deze school.

Deze vraag (nl. hoe dat kwam-vert.) werd in alle ernst gesteld, en ik denk dat precies zo'n vraag buitengewoon kan stimuleren in verband met de zaken die vandaag werden besproken. Want, ziet U, er zijn twee dingen noodzakelijk in het onderricht en in de opvoeding. Enerzijds moet men de kunst verstaan om uit het kind zoveel mogelijk uit te halen, in de eerste plaats via voorstellingen (dus niet via het abstracte denken-vert.). Anderzijds moeten wij de mogelijkheid hebben om met het kind zodanig samen te zijn dat het kind ons op zijn manier kan liefhebben.

Nu zijn er zovele dingen die men zich mits enige moeite kan aankweken, in sommige gevallen ook als instinct. Dat is een gecompliceerd psychologisch probleem, waar we voor het ogenblik niet kunnen op ingaan. Maar het is zo dat datgene wat de ene zich met moeite aankweekt, voor de andere er vanzelf is, die bezit dat instinctief : zulke mensen worden door een kinderschaar als vanzelf graag gezien. Dat is iets dat zeer mooi kan zijn als het zich voordoet. Maar in het licht van onze cultuur- en beschavingsontwikkeling gaat het erom dat we zoiets ook door een soort zelfopvoeding kunnen bereiken. En wij kunnen dit bereiken als we proberen ons zo tegenover de wereld te stellen, zoals we dat doen wanneer we met geesteswetenschap bezig zijn. Wij kunnen niet, zoals ik al zei, geesteswetenschap bedrijven zoals we in een bioscoop zitten en kijken, wij kunnen geesteswetenschap alleen maar beoefenen door "innerlijkst" mee te doen. Ik zei reeds : als U mijn "Wetenschap van de geheimen der ziel" zo leest, zonder dat U dit innerlijk beleeft en als datgene wat U leest in U alleen maar uw eigen gedachten prikkelt, dan blijft die ganse geesteswetenschap voor U eigenlijk kaf. Ze blijft daardoor voor vele mensen kaf. Maar leest U zo alsof U een partituur voor U heeft, die U eigenlijk slechts heeft, wanneer U zelf alle elementen ervan uit uw binnenste moet halen, dan ontwikkelt U door deze activiteit krachten in Uzelf die anders in de menselijke natuur verborgen blijven, die er niet uitkomen.

Het is precies die kracht die verhoudingen, in 't bijzonder tot kinderen ontwikkelt, die kinderen a.h.w. op ons opmerkzaam maakt. Hebben we dit proces, dit naar boven halen van geestelijke krachten, in ons doorgemaakt, dan smeden wij een band van ziel tot ziel tussen ons en het kind. En deze band is voor de gemoeds- en wilsopvoeding van onschatbare waarde. U zult er nauwelijks toe komen een klas waar 40% der kinderen echte bengels zijn, die in moreel en gemoedsopzicht werkelijk ongemanierd zijn, te kalmeren door met vermaningen op het gemoed of de moraliteit te werken, als met abstracte regels. U kunt dikwijls door de toon of de energie van uw stem voor korte tijd iets bereiken. Maar in wezen wordt daardoor niets bereikt. Maar probeert U eens, en bereidt U voor op uw lessen door bij uw gewoonlijke voorbereiding nog een soort meditatieve voorbereiding erbij te nemen. Iets dat met het onderricht dat U moet geven niet het minste te maken heeft, dat echter wel iets te maken heeft met het verheffen van de eigen ziel, dat te maken heeft met het doordringen van een of andere stof, een of andere gewaarwording, een of ander gevoel dat ons de wereld openbaart. Als U 's avonds zo'n meditatieve, innerlijke -ik mag deze uitdrukking wel gebruiken- beschouwing hebt doorgemaakt en deze beschouwing levendig maakt door er 's morgens terug aan te denken en ze enigszins opnieuw te beleven, dan zult U een werking bemerken als U in de klas binnenstapt. Het klinkt alsof het bijgeloof is, maar dat zijn nu dingen die men niet met theorieën moet te lijf gaan, maar die men moet observeren. Wie dit observeert zal dit bevestigen. Daar komt het op aan. De meerderheid van de tegenwoordige mensheid is niet erg geneigd om zulke zaken te observeren. Maar wij zullen ons moeten gewoon maken om zoiets waar te nemen, willen we uit de misère van de tegenwoordige tijd geraken. Dat zal de mensheid tot de opvattingen brengen die uit dat soort waarnemingen groeien, in 't bijzonder voor de pedagogische kunst. Als wij te doen hebben met een meisje, zoals dat waar het hier over ging, dan wijst zij er ons zeer duidelijk op, dat in het bijzondere geval, waar zij zei dat ze de leerkracht graag had, haar wilsopvoeding onder de onmiddellijke invloed van deze persoonlijke verhouding stond. Maar alle wilsopvoeding zal altijd onder de indruk van een persoonlijke verhouding staan bij kinderen, ook nog na de geslachtsrijpheid. Men mag daarover filosoferen zoveel men wil, iedere filosofie die iets anders zegt dan dat de persoonlijke band voor de gemoeds- en wilsopvoeding doorslaggevend is, zal tegen het leven zondigen. Dat moet men nu eenmaal levensinzicht noemen : er niet voor terugdeinzen op deze kanten van het leven in te gaan. En als men de dingen serieus neemt, die kunnen ontstaan door de bevruchting van de opvoedkunst door de geesteswetenschap, dan zullen zich vele zaken openbaren die anders helemaal niet aan de oppervlakte komen."[...]

Terug naar de inhoudstafel M - Q.